Fyllotaxis (bladstand) - Fyllotaxis
- spiraalsgewijs, verspreid
(vlgns. rij van Fibonacci) - distich, tweerijig,
+1⁄2 - tristich, drierijig,
+1⁄3 - pentastich, vijfrijig,
+2⁄5 - octostich, achtrijig,
+3⁄8
- tegenoverstaand
- decussaat, kruiswijs
- alternerend, afwisselend
- verticillaat, kransstandig
| | Prefoliatie (ligging van bladeren) Ptyxis (ligging van individuele bladeren) - Ptyxis
- inclinaat, met de top ingebogen
- circinaat, spiralig ingerold
- plicaat, gevouwen als een harmonica
- conduplicaat, langs de middennerf plat gevouwen
- convoluut, contort, gedraaid dakpansgewijs
- revoluut, bladranden teruggerold (naar beneden)
- involuut, bladranden naar boven omgerold
| | Estivatie, Knopligging (bloemonderdelen in de bloemknop) - Knopligging
- dimeer, bloemdelen tweetallig
- trimeer, bloemdelen drietallig
- tetrameer, bloemdelenviertallig
- pentameer, bloemdelenvijftallig
- imbricaat, dakpansgewijs,
met dakpansgewijs overlappende segmenten - convoluut, contort, gedraaid dakpansgewijs
- quincunciaal, in een
+2⁄5 spiraal, aansluitend bij de verspreide bladstand (bladspiraal) aan de stengel - cochleair, cochleaat
- valvaat, klepsgewijs, elkaar rakende segmenten
- klepsgewijs ingevouwen, induplicatief, naar binnen gevouwen
- klepsgewijs naar buiten gevouwen, reduplicatief
- open, aperta, niet-rakende segmenten
| |
Vernatie (ligging van het geheel van de bladeren) - Vernatie (knopplooiing)
- valvaat, klepsgewijs
- imbricaat, dakpansgewijs
- convoluut, contort, gedraaid dakpansgewijs
- induplicaat, klepsgewijs ingevouwen
- supervoluut, overlappende bladranden sterk naar boven gekruld
- rijdend, equitant, elkaar omvattende, dubbelgevouwen
| |